Op het eerste bankje links zit een man van rond de zestig, dikke buik, mobieltje. Schrijlings op de rugleuning, haar linker blote voet hoog op het dijbeen van de man, zit een vrouw van begin twintig. Ze heeft een pincet in haar rechterhand en ontluist het hoofdhaar van de man. Ze praat voortdurend tegen hem, lief en zachtjes. Hij lijkt niet in luisteren en concentreert zich op wat zijn telefoon hem biedt.
Een keurig geknipte oudere heer arriveert. Wit T-shirt, blauw sportbroekje, idem sportschoenen en korte witte sokjes. Hij hangt een zwarte herenparaplu aan het speedijzeren hekwerk en begint aan een vaste reeks oefeningen. Geduldig werkt hij ze af, twintig reeksen van tien. Van rek- en strekwerk tot nekwerveldraaien en alles daartussen in.
Het zoenende stel staat op, de vrouw aait de man met een lief gebaar over zijn wang en dan gaan ze ieder huns weegs.